Prinsengracht 2, hoek Brouwersgracht te Amsterdam, Rijksmonument nr. 4494. Bron: Wikipedia. Licentie: Zie Wikipedia
Dit artikel 'Het leven op stand', beperkt zich niet alleen tot plaatselijke notabelen van de stad, maar kan ook slaan op de borgheer die leeft op zijn borg omgeven door water en later op de herenboer. Toch slaat het onderstaande meer op de huizen die op de 'eerste stand staan', de hoofdstraat of de (Keizers)gracht. Een aantal onderdelen vinden we echter nog terug bij de herenboer, andere facetten zijn ook terug te voeren naar de borgheer. De nadruk ligt echter op de rijke mensen die leven in de 19e en aan het begin van de 20e eeuw.
Hoe rijke mensen leven in de 19e aan het begin van de 20e eeuw is veel duidelijker dan nu. De huizen staan ‘op de eerste stand’, aan de hoofdstraat of belangrijkste gracht. Als je daar woont behoor je automatisch tot de plaatselijke ‘notabelen’. Een goed huis heeft dan ook vooral met status te maken. Je kunt in die tijd iemands positie aflezen aan wáár hij woont. Natuurlijk is het daarbij ook van belang hóe hij woont. Deftige families in Amsterdam wonen aan de Heren- of Keizersgracht; als het even kan, hebben ze daarbij een buitenhuis waar ze in de zomer verblijven. De stand van de straat, waar het huis staat ten opzichte van andere huizen en gebouwen in de straat, is ook nog belangrijk voor de rijken.. winkels vlakbij betekent bijvoorbeeld dat de status van het huis en daarmee het gezin daarmee juist vermindert.
Een heren- of stadshuis telt op zijn minst zes kamers. De indeling ligt grotendeels vast. Er zijn twee soorten huizen voor rijken: het ene heeft een middengang en zijkamers en het andere is een rijenhuis met gang, keuken en trap aan één kant, en de suite daarnaast. Om veel verschillende soorten kamers te hebben is goed, dit verhoogt de waardigheid van het huis en daarmee je status. De namen van die kamers doen soms geheimzinnig aan: zo heb je bijvoorbeeld de leerkamer en de poetskeuken, de linnenkamer, de eierkamer, de dienkamer en de tuinkamer.
Verschillende soorten huishoudens vragen om verschillende soorten kamers. Sommige kamers komen alleen in bepaalde huizen voor – zoals de zaal. Die bevindt zich meestal wel in de grachtenhuizen en komen ook voor in de herenhuizen rond de Vismarkt in Gronigen. De zaal is een zeer representatief vertrek waar de wanden bekleed zijn met tapijten of geschilderde behangsels. Onder de zaal bevindt zich de keuken, of een tuinkamer. Als er een keuken onder zit, is er meestal een liftje om eten mee op te hijsen. Gewoonlijk wordt de zaal gebruikt als salon, voor feestelijke gelegenheden of diners.
Afb. links: Pieter de Hooch is een tijdgenoot van Jan Steen die vaak de interieurs van rijke burgers op het doek heeft vastgelegd. Interieur met een jonge vrouw die een dienstmeid een muntstuk geeft, 1670. Bron: Wikipedia. Licentie: Publiek Domein.
Oudere inwonende kinderen hebben als het enigszins kan een eigen zit- en slaapkamer. Voor de jongere kinderen is er een speel- of leerkamer. Hierdoor kan het voorkomen dat de kinderen soms dagen 'uit het zicht' van de ouders zijn, vooral als er een kindermeisje in huis is. Maar natuurlijk beschikken niet alle huizen – op – stand over al die privé–vertrekken. Eetkamer en huiskamer zijn vaak dezelfde. Het gezinsleven speelt zich af rond de tafel, ook buiten de maaltijden. Is er een afzonderlijke eetkamer, dan is er daarnaast vaak een dessertkamer, die ook wel aanrechtkamer of dienkamer genoemd wordt. Daar wordt alles klaargezet wat voor de maaltijd nodig is; porselein en glaswerk worden er bewaard.
In de meeste grotere huizen is naast de voordeur een zogenaamde spreekkamer (ook wel wachtkamer of kantoor genoemd). Deze kamer dient om bezoekers binnen te laten met wie men normaal gesproken niet omgaat. Zo komen daar bijvoorbeeld reizigers die hun koopwaar laten zien en het meisje dat solliciteert voor dienstbode wordt er te woord gestaan. Een spreek- of wachtkamer is in het tijdperk vóór de telefoon praktisch onmisbaar voor het leven op stand.
In de keuken verblijft of verblijven de dienstbode(n). Alleen de grootste huizen hebben een afzonderlijke zitkamer voor het personeel. De trap van de begane grond naar de eerste verdieping gaat de overgang van (min of meer) openbaar naar privé markeren: boven zijn in ieder geval de slaapkamers. In de grote huizen komt het nog veel voor dat de salon zich op de eerste verdieping bevindt. In de grootste huizen beschikt elke slaapkamer over een aangrenzend kabinet, waar de wastafel en kleerkasten staan. Dat heet dan een toiletkamer, een naam die ook gebruikt wordt voor een garderobe op de begane grond. Naast slaapkamers zijn op hoger gelegen verdiepingen ook de naaikamer, strijkkamer en logeerkamer(s) te vinden.
De slaapkamer van de dienstbode niet, die bevindt zich altijd op zolder, in een hoekje van het huis waar nooit iemand komt. Het afgetimmerde dienstbodekamertje op zolder is slechts één van de vele puur praktische bestemmingen voor de ruimte onder het dak. Hieruit kun je aflezen hoe er over het personeel wordt gedacht. Een zolder is moeilijk te bereiken en de binnentemperatuur wisselt nogal.
De Vismarkt te Groningen. Links zien we de Martinitoren en rechts een herenhuis met vier verdiepingen. De afbeelding dateert tussen 1754 en 1861. Bron: Wikipedia. Afbeelding is niet meer aanwezig op Wikipedia.
In huishoudens waar de grote was maar een paar keer per jaar wordt weggebracht om gewassen te worden, wordt het vuile goed op zolder in kisten bewaard. Er zijn droogstokken aangebracht, waar lakens overheen te drogen worden gehangen. Strijk- en mangelwerk gebeurt vaak op zolder, en dan staat er ook een grote tafel om de lakens in vorm te trekken en op te vouwen. Een ander deel van de zolder dient meestal als opslagplaats voor overtollig huisraad en koffers met ongebruikte kleding. Ook biedt de zolder vaak speelruimte voor de kinderen.
Logeerkamers zijn onmisbaar in een goed huis. Er blijven vaak mensen overnachten. Comfort is niet het belangrijkste voor de hogere standen. Een comfortabel huis is geen ideaal zoals netheid, deftigheid en gezelligheid dat wel zijn. Helemaal leef je op stand als er een afzonderlijke studeerkamer is, die veel lijkt op een bibliotheek. Hoe meer boeken, hoe meer op stand er wordt geleefd, hij rijker men is, maar vooral ook lijkt.
Afb. links: Een buitenhuis. Ze nemen zelfs hun meubels mee. Op een tochtje langs of over de Vecht zie je nog veel meer van deze buitenhuizen. Het zijn paleisjes bijna, met vaak schitterende tuinen. Al deze buitenhuizen langs de Vecht laten zien hoe enorm rijk Amsterdam is geweest in de Gouden Eeuw. De meeste van de buitenhuizen zijn in de 17e eeuw gebouwd, sommige later. De rijke kooplieden hebben het prettig gevonden om met hun gezinnen de stad te ontvluchten. Ze nemen wel alles mee: personeel, heel veel spullen en zelfs meubels! De vrouwen en kinderen zijn de zomer-maanden hier, de mannen komen slechts af en toe. De rijke en belangrijke Amsterdammers nodigen veel gasten uit op hun buitenhuis. Vrienden, maar ook kunstenaars, schrijvers en geleerde mensen. Zo komt ook de bekende dichter en geleerde Constantijn Huygens in 1656 op buitenhuis Goudestein logeren. Dat bevalt hem blijkbaar goed: hij schrijft er maar liefst drie opgewekte gedichten over. Het zomerse leven in de buitens van deze edele burgers gaat in de 18e eeuw gewoon door. Toch gaat het dan veel slechter met Nederland. De rijke families hebben blijkbaar zoveel geld dat ze het nog een hele poos kunnen uithouden. Tegenwoordig zijn de meeste buitens niet meer van ‘gewone’ families. Het zijn nu toeristische attracties, plekken waar je grote feesten kunt houden of waar dure kantoren zitten. (Afb. bron: Wikipedia, afbeelding is niet meer aanwezig op Wikipedia;2023).
Achteraf is het verbazend dat allerlei moderne uitvindingen die het gemak dienen, en die we nu als onmisbaar beschouwen – stromend water, gas, elektriciteit, apparaten – zich in zo’ n langzaam tempo hebben verspreid. De neiging om mee te doen aan al deze vernieuwingen is blijkbaar niet erg groot. Een belangrijke reden daarvoor is de aanwezigheid van personeel. Zolang er mensenhanden zijn om lampen te poetsen, kachels schoon te maken, po’ s te legen en met water en brandstof te sjouwen, gaat men geen dure voorzieningen aanleggen. Daarnaast spelen ook prestige, loyaliteit, ideeën over hygiëne en andere emotionele zaken bij deze beslissing een belangrijke rol.
Foto links: Buitenhuis te Glimmen; landhuis Welgelegen aan de Rijkswegstraat.. Foto: 7 februari 2008. Rijksmonument nr. 20285. Auteur: Lijjccoo. Bron: Wikipedia. Licentie: Publiek Domein.
In de badkamer staat meestal een zinken bad met daarboven (later) een geiser, maar verder niets. In de slaapkamer ernaast staan dan wastafels met marmeren bladen en daarop waskommen, waterkannen en spiegels, eronder de lampetkan en de vuilwateremmer. Dit alles ziet er veel luxueuzer uit, vindt men. De vuilwateremmer wordt geleegd in het gemak (het toilet) in de pompkamer, net als de ‘kamergemakken’ die overdag in de nachtkastjes worden bewaard. Veel huizen hebben nog geen vaste badkamer. Waar badkamers zijn aangelegd voordat er waterleidingen in het gebied is, tappen de bewoners kleine straaltjes uit reservoirs op zolder, of uit stortbakken van wit porselein.
Vaak worden in één en hetzelfde huis verschillende soorten licht gebruikt: kaarsen, petroleumlampen, spirituslampen, gaslicht en later ook elektrisch licht. Gaslicht is naast kaarsen de belangrijkste lichtbron. Elektrisch licht komt nog niet veel voor. Ook voor verwarming wordt vaak voor gas gekozen, maar gebruikelijk is kolen en/ of cokes als brandstof. De meeste huishoudens zijn echter zuinig met het gebruik van energie. Zuinigheid gaat boven comfort, en bovendien is het ook voor de gezondheid, ja zelfs het moreel beter om het ‘een beetje fris’ te hebben in huis, dan lekker warm. Dat laatste leidt maar tot verzwakking. Naar onze begrippen is het dan ook vaak erg kil (en vochtig) in huis.
Mensen op stand kunnen vaak van alles goedkoop krijgen. Goedkoper dan de armen. Dit geldt vooral voor brandstof. Een verstandige huisvrouw koopt haar kolen in de zomer, wat bijna de helft van de prijs scheelt - maar zij moet natuurlijk wel geld hebben om de hele voorraad ineens te kopen, en ruimte om hem op te slaan. Buiten vinden we vaak een stortkoker, waardoor de kolen in de kelder terecht komen. Iets soortgelijks geldt voor aardappels, en zelfs bij moeilijk houdbare zaken als vlees kan voordeel worden behaald door het kopen van grote stukken ineens. Winkeliers zijn in de concurrentieslag om de bovenlaag te klant te houden soms gedwongen om lang krediet toe te staan. Iedere degelijke huisvrouw houdt in die tijd een huishoudboek bij.
Afb. boven: De Grote Markt te Groningen met aan beide zijden de herenhuizen en het gemeentehuis. |
Literatuur en bronnen:
|
||||||||
|